Johan is melkveehouder. Zijn familie bewerkt dit stuk land al vier generaties. Hij kent elke greppel, elke oude eik en elke hobbel in het weiland. Naast hem loopt Peter, een gepensioneerde boekhouder uit het dorp en fervent vogelliefhebber. Op papier hebben ze weinig gemeen, maar in het voorjaar vormen ze een onafscheidelijk team.
Ze speuren het veld af. Plotseling stopt Peter en wijst. Een nest met vier gespikkelde eieren ligt verscholen in het hoge gras. Johan pakt twee stokken en markeert de plek ruim. "Hier maai ik omheen," zegt hij resoluut.
Dit simpele moment is cruciaal. Zonder deze samenwerking zou het nest verloren gaan onder de maaimachine. Nu krijgt nieuw leven een kans. Dit is weidevogelbeheer op zijn best. Geen abstracte doelstellingen op papier, maar een boer die zijn bedrijfsvoering aanpast om de natuur de ruimte te geven. Omdat hij weet: een stil voorjaar zonder vogels is ook voor een boer een doods voorjaar.
In de discussies over natuur en landbouw worden boeren vaak tegenover de natuur geplaatst. Maar wie verder kijkt, ziet dat dit een vals beeld is. Een echte boer is per definitie een natuurbeheerder. Hij leeft van wat de grond hem geeft en weet als geen ander dat je de bodem niet kunt uitputten als je wilt dat je kinderen hier later ook nog kunnen boeren.
Dit noemen we rentmeesterschap. Het is de overtuiging dat we de aarde niet bezitten, maar in bruikleen hebben. We hebben de plicht om de omgeving net zo mooi – en liefst nog iets mooier – door te geven aan de volgende generatie.
Dat zie je terug in de praktijk:
Bloemenranden: Steeds meer akkerbouwers zaaien de randen van hun percelen in met wilde bloemenmengsels. Goed voor de bijen, goed voor de insecten, en een prachtig gezicht voor de fietser.
Slootkantbeheer: Door sloten gefaseerd te schonen, krijgen vissen en amfibieën de kans om te overleven en te migreren.
Houtwallen en heggen: Het zijn vaak boeren en lokale wildbeheerders die oude landschapselementen herstellen.
Naast de boeren is er nog een groep die vaak onterecht in een verdomhoekje wordt geplaatst, maar onmisbaar is voor het Nederlandse landschap: de jagers en wildbeheerders. Ook zij staan met hun 'boots in the mud'.
Wildbeheer gaat over veel meer dan oogsten uit de natuur. Het gaat over balans. Lokale Wildbeheereenheden (WBE’s) steken duizenden uren in het verbeteren van de biotoop. Ze planten bosschages aan waar reeën en hazen kunnen schuilen. Ze knotten wilgen en houden de populaties van predatoren in de gaten om kwetsbare weidevogels een kans te geven.
Het is een pragmatische kijk op de natuur. De natuur is geen Disney-film; het is een systeem van eten en gegeten worden, waarin de mens een sturende en beschermende rol heeft. Deze mannen en vrouwen stropen de mouwen op om die balans te bewaken, vaak in hun eigen vrije tijd en op eigen kosten.
Wat deze verhalen ons leren, is dat de vermeende kloof tussen landbouw en natuur in de werkelijkheid helemaal niet zo groot is. Terwijl er in de stad wordt gediscussieerd over stikstofmodellen, wordt er op het platteland samengewerkt.
De boer en de natuurliefhebber drinken na afloop van de nestinspectie samen koffie in de keuken. Ze zijn het misschien niet over alles eens, maar ze delen een diep respect voor hun omgeving. Ze begrijpen dat je met samenwerken verder komt dan met vingerwijzen.
Deze nuchtere aanpak, dat pragmatisme, is wat ons landschap heeft gevormd. Nederland is geen wildernis; het is een cultuurlandschap, gemaakt door mensenhanden. En het zijn diezelfde handen die het nu beschermen.
Wil jij bijdragen aan deze vorm van natuurbehoud? Kijk dan eens naar de lokale initiatieven. Er zijn talloze Agrarische Natuurverenigingen en stichtingen zoals de Landschappen (bijv. Utrechts Landschap, Geldersch Landschap) die precies op dit snijvlak opereren.
Wanneer je doneert aan deze organisaties, steun je:
De aanschaf van drones met warmtebeeldcamera’s om reekalfjes en vogelnesten te redden voor de oogst.
De aanplant van kilometers heggen en houtsingels die het landschap zijn karakter teruggeven.
Educatieprojecten waarbij schoolklassen de boerderij op gaan om te leren waar hun melk vandaan komt én hoe een kievit klinkt.
Laat je inspireren door de doeners. Door de mannen en vrouwen die niet praten over verandering, maar die elke dag vroeg opstaan om het daadwerkelijk te realiseren. Met hun laarzen in de modder en hun hart bij de streek.